Vier vrienden en de verlamde man

Vier vrienden en de verlamde man

Vriend, sta op en loop!

- Jezus

Speel het volgende stukje evangelie (Marcus 2, 1-12) in toneelvorm en laat de leden mee acteren. 

Verteller: Jezus wandelt rustig naar voor en gaat in het midden van de kerk staan. Jezus reisde rond in zijn land om in alle steden en dorpen over zijn blijde boodschap te vertellen. Een tijdje later kwam Jezus terug in Kafarnaüm. Het volk komt rond Jezus staan. Ze komen van alle kanten in de kerk. Toen de mensen hoorden dat hij er weer was, kwamen ze allemaal naar zijn huis. Zelfs buiten voor de deur was er geen plaats meer. Het was net alsof er een popster in de buurt was: drummen voor een plaatsje. Iedereen wou horen wat hij te vertellen had. Jezus vertelde de mensen over God. 

Jezus: Ik verkondig je goed nieuws voor de armen, vrijheid voor de gevangenen en dat blinden weer kunnen zien. Jezus doet alsof hij verder aan het vertellen is (maakt bewegingen met mond en armen) tot de wetgeleerde roept: ‘Kijk!’.

Wetgeleerden (3 personen): Ze staan achter het volk, wat aan de zijkant. 1. Amai, moet je dat eens horen. 2. Hij is weer bezig hoor! 3. Heeft hij de bijbel wel gelezen?

Ondertussen komen de 4 met de lamme van achteren naar voor gelopen. Ze blijven beneden het podium staan.

Verteller: Toen kwamen er nog vier mensen aan. Ze droegen een man die niet kon lopen. 

Dragers: Zij doen alsof ze buiten adem zijn en roepen: 1. We zijn te laat! 2. Klaag niet, jij moest zo nodig nog een uitgebreid middagmaal voorzien. 1. Sorry Jonas (of nog beter de naam van degene die lamme speelt), ik weet dat het heel belangrijk voor je is. 3. Niet opgeven, Jonas! 4. Jonas, heb je hoogtevrees? 2. Wat nu weer?

Verteller: Door de drukte konden ze hem niet bij Jezus brengen. Daarom maakten ze een gat in het dak, precies boven Jezus. De vier gaan met de lamme het podium op en gaan achter Jezus staan, die beneden de trappen staat. Ze lieten hun zieke vriend op zijn draagbed naar beneden zakken. De vier leggen de lamme op de grond. Het volk maakt plaats zodat iedereen in de kerk de lamme kan zien liggen.

Wetgeleerden (3 personen): Wetgeleerde 1 duwt ondertussen tegen wetgeleerde 2 en ze roepen: 1. Kijk! Kijk! 2. Wat nu weer? 3. Hee, wat doen die mannen daar?

Verteller: Jezus kijkt om naar de lamme en doet nu wat de verteller zegt. Jezus zag dat die mensen in hem geloofden. Hij keek naar de lamme, lachte en zei tegen de man die niet kon lopen: 

Jezus: Vriend, je zonden zijn vergeven.

Wetgeleerden (3 personen): 1. Lap, wat slaat hij nu weer uit zijn botten! 2. Fouten vergeven, wie denkt die man wel dat hij is! 3. Dat hij dat durft te zeggen! God zo beledigen. Die durft nogal. Alleen God kan zonden vergeven. 1. Het is dringend tijd dat we hem eens een lesje leren. 2. Ja, je zegt het. 3. Let op mijn woorden: ‘We gaan nog ferm miserie krijgen met die gast.’

Verteller: Maar Jezus wist wat de mensen dachten en daarom zei hij:

Jezus: Wat is gemakkelijker om te zeggen? Je fouten zijn vergeven of sta op en loop? Wel, omdat je zou weten dat ik Gods Zoon ben en dat ik in Gods naam zonden mag vergeven, zeg ik jou: Jezus doet zijn arm omhoog. Vriend, sta op! Pak je bed op en ga naar huis!

De lamme staat langzaam op.

Terwijl dat gebeurt roepen enkelen uit het volk: Amai, geweldig, proficiat …!  Ze juichen. Ze applaudisseren!

De lamme neemt zijn bed en gaat via de middengang naar achteren terwijl hij springend juicht en zegt:

Lamme: Leve God, leve Jezus, ik ben genezen!

Verteller: Iedereen had gezien wat er gebeurd was. De mensen waren diep onder de indruk. Ze dankten God en zeiden: ‘Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt!’

(Marcus 2, 1-12)